17 feb Het eerste gesprek
Saskia (50, 2 kinderen) werkt parttime in de gehandicaptenzorg bij een organisatie waar ze veel mogelijkheden kreeg en een leuke functie voor zichzelf heeft gecreëerd. Dankzij een reorganisatie is de werkdruk zo hoog geworden dat ze zich ziek heeft moeten melden. Na veel onbegrip van haar nieuwe manager, Renée, is nu eindelijk een gesprek gepland om de situatie te bespreken.
Na 4 weken volledige stilte hoor ik plotseling van mijn collega Wilma dat er door Renée een gesprek is gepland met Wilma, Renée en mij. In dit gesprek gaan we het hebben over de gevolgen van de reorganisatie en afspraken maken over de manier waarop wij gaan werken.
Dit gesprek is twee dagen later gepland. Wilma is nogal geïrriteerd over het feit dat we dit niet eerder wisten en wil in eerste instantie niet naar het gesprek gaan. Ik deel de irritatie, maar wil wel naar het gesprek gaan. Het is weliswaar kort dag, maar mogelijk biedt dit gesprek mij voldoende houvast om weer aan het werk te kunnen gaan. Daarbij kunnen we nu wellicht beginnen met het bouwen aan een nieuwe basis die wij beiden hard nodig hebben. Wilma ziet dan ook in dat het wellicht ook voor haar belangrijk kan zijn. We besluiten daarom toch naar het gesprek te gaan.
Het gesprek
Als wij netjes op tijd aankomen op de locatie waar het gesprek zal plaatsvinden, is de leidinggevende van Renée nog in het kantoor. De rest van het pand is leeg, dus ruimte genoeg om ergens anders in gesprek te gaan, zou je denken. Renée wil het gesprek echter in het kantoor voeren. Aangezien Renée wacht tot de leidinggevende vertrokken is, kan het gesprek pas een half uur later starten. Al die tijd zitten wij doelloos te wachten. Wilma geeft aan het begin van het gesprek aan dat zij op tijd weg moet omdat zij haar zoon van de dagopvang moet halen.
Het gesprek verloopt chaotisch. Er is geen agenda, Renée is niet op de hoogte van de cijfers en weet niet dat 3 andere gemeenten ook bij ons team horen. Tijdens het gesprek krijg ik de indruk dat Renée zich niet goed kan concentreren en kijkt zij steeds in haar laptop.
Renée geeft nogal kortaf aan dat PGB-cliënten moeten worden overgezet naar andere organisaties, omdat wij ze niet meer zo intensief gaan begeleiden in de toekomst.
Zo wil ze dat cliënten met een indicatie klasse 1 (0 tot 1,9 uur per week hulp of begeleiding) alleen nog begeleiding via skype en/of telefoon krijgen. Cliënten geven al maanden aan dit moeilijk te vinden en Wilma geeft aan hoe belangrijk direct contact kan zijn. De enige cliënt die wel naar dit systeem over zou willen, heeft al maanden haar huur niet betaald en uitzetting uit haar woning dreigt. Was er geen persoonlijk contact geweest met een vaste begeleider die let op de lichamelijke signalen, dan waren de gevolgen waarschijnlijk niet te overzien geweest. Renée reageert nauwelijks op het verhaal van deze cliënt. Het lijkt haar niet te raken.
Cliënten met een indicatie klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week) krijgen begeleiding via skype en telefoon en in een ontmoetingscentrum. Wij hebben geen ontmoetingscentrum in de stad. Renée geeft aan dat wij zelf moeten zorgen dat zo’n ontmoetingscentrum er komt. Ook moeten wij zelf voor de financiën zorgen die nodig zijn om dit te realiseren. Ik krijg het er benauwd van. Wij hebben geen idee hoe wij dit allemaal moeten doen, omdat wij hier niet voor zijn opgeleid. Daarbij kunnen wij geen fondsen aanschrijven, omdat de voorzitter van het bestuur boven de Balkenende norm verdient.
Ik geef aan dat veel cliënten niet in staat zijn naar een ontmoetingscentrum te reizen vanwege hun handicap. Waarop Renée aangeeft dat wij ons moeten afvragen of dit dan wel cliënten zijn die bij de onze organisatie horen. Er zal in dat geval een andere organisatie voor hen gezocht moeten worden.
Ik ben verbijsterd als ik dit hoor en kan het eigenlijk niet geloven dat Renée dit zegt. Ik zorg voor deze mensen omdat zij een handicap hebben. Nu worden deze mensen dus gesorteerd op handicap, omdat het bedrijf niet voor deze mensen wil zorgen, als zij niet mee kunnen in deze manier van werken. Bizar!
Hierop geef ik aan dat het dan misschien wel zo eerlijk voor iedereen is, cliënten en personeel, om het totaal over te zetten naar een andere organisatie. Hier wil Renée nog niet over nadenken.
Renée is lang op zoek naar cijfers over de 3 gemeenten die ook bij ons horen. Ze geeft aan dat twee van de cliënten uit Z niet meer door ons begeleid gaan worden, maar wat er met de andere cliënten uit deze gemeenten gebeurt, weet ze niet. Als Renée eindelijk de cijfers heeft gevonden, geeft ze die aan mij door zodat ik er een duidelijk schema van kan maken. Deze cijfers gaan we in een later gesprek bespreken. (Ik heb dit schema de volgende dag klaar en stuur het direct naar Wilma en Renée. Er wordt nooit iets mee gedaan.)
Het vervolg
We spreken af om een week later weer een gesprek te hebben over de nieuwe situatie en plannen te maken over hoe nu verder.
Het uur voor dit gesprek zal ik een gesprek hebben met Renée over mijn re-integratie. Ik geef aan dat ik twee weken later alvast begin met re-integreren, door 2 uur per week een cliënt te begeleiden waar nu geen zorg meer geboden kan worden omdat er geen vervanging voor hem is. Ook deze mededeling lijkt Renée niet te horen, ze reageert in ieder geval niet.
Als ik buiten sta, ben ik verbijsterd. Ik begrijp er niets meer van. De manier waarop Renée met cliënten en werknemers omgaat is bijna onmenselijk te noemen. Ze laat geen enkele empathie voor wie dan ook zien en is niet bezig met het welzijn van de cliënten. Het lijkt wel alsof ze het niet belangrijk vindt wat er gebeurt met de cliënten en/of begeleiders.
Wilma heeft tijdens het gesprek niet veel gezegd, maar doet dat na het gesprek als Renée er niet meer is, des te meer. Ze is enorm boos over de manier waarop er met de cliënten en ons omgegaan wordt en wil zo niet meer werken. Wilma is moe want er is nog steeds onvoldoende vervanging voor mij en alles wat geregeld moet worden omtrent vervanging moet zij zelf regelen.