06 jul Het mediationgesprek
Ik ga naar het gesprek en voel me eigenlijk best stevig. Ik heb me voorgenomen me niet te laten verleiden tot discussies en voor mezelf op te komen. Dat voelt best goed.
Het gesprek met de mediator alleen begint al prettig. G vindt het moeilijk rekening te houden met mijn gezondheid. Als ik haar vraag rekening te houden met het feit dat ik niet alles aan kan, raakt G wat geïrriteerd door mijn vastbesloten houding en zegt dat ik waarschijnlijk geen zin heb in mediation en daarom mijn hakken in het zand zet. G vraagt wie bepaalt dat ik dingen niet kan vanwege mijn ziekte. Ik negeer de laatste vraag en geef aan dat ik het ook vervelend vind dat ik niet alles kan. Daarbij verheugt niemand zich, volgens mij, op mediation, maar denk ik dat dit de weg is om oplossingen te vinden. Dan draait G weer bij en doet met mij de oefening die we hebben afgesproken. Ik ben nu al moe van de strijd met de mediator en moet nog in gesprek met Renée.
Renée
Ik ga een kwartiertje wandelen. Dan volgt het gesprek met Renee. In eerste instantie lijkt het een goed gesprek. De mediator vraagt waar het probleem ligt. Renée geeft aan dat de communicatie zo slecht is dat werkhervatting stagneert. Slechte communicatie is volgens mij inderdaad het probleem. Dus dat is snel geregeld. Dan wordt door de mediator gevraagd om voorbeelden waar de communicatie niet goed verloopt. Renée vertelt een nogal wazig verhaal, dat niet gaat over slechte communicatie. Maar over gebeurtenissen die haar hebben aangegrepen. Het duurt even voordat G en ik begrijpen waar ze het over heeft. Dan blijkt dat dit niet het antwoord is op de vraag en vraagt G om een ander voorbeeld.
Renée komt met een ander voorbeeld. Mij wordt gevraagd op het verhaal van Renée te reageren. Ik geef aan dat ik me in die situatie niet begrepen, serieus genomen en gerespecteerd voel. G vraagt Renée wat het met haar doet dat ik me zo voel. Renée zegt dat ze dat heel erg vindt en dat dat niet de bedoeling is geweest. G vraag vervolgens aan mij wat ik daarvan vind dat Renée dit zegt.
Het enige wat ik voel en wat in mijn hoofd opkomt is “ze meent er niets van”. Ik vind het moeilijk om dat te zeggen, dus geef ik aan dat ik dat beter niet kan zeggen. Maar G wil per se dat ik antwoord geef.
Kern van het probleem?
Dus geef ik aan dat ik Renée niet geloof. Dat is de olifant in de porselein kast. G reageert boos en verontwaardigd dat ik zomaar zeg dat ik Renée niet geloof en vraagt met dramatische stem aan Renée hoe zij zich nu voelt. Renée vindt het vervelend dat ik haar niet geloof. Natuurlijk vind ze het vervelend dat ik haar niet geloof. Wie zou dat niet vervelend vinden? Maar moet ik daarvoor mijn gevoel wegstoppen?
G zet me flink onder druk, ook emotioneel, om mijn gevoel van ongeloof te veranderen. Mijn gevoel wordt duidelijk niet gerespecteerd. Ook niet als ik aangeef dat dit gevoel is ontstaan in een verschrikkelijk moeilijk en pijnlijk jaar, waarin ik nogal oneerlijk behandeld ben. Er is geen begrip voor mijn situatie. Integendeel, ineens vind G dat mijn ongeloof de oorzaak is van de miscommunicatie. Ik zal dat gevoel wel al vanaf het begin gehad hebben, stelt ze. Er is geen beginnen aan, maar ik houd vol dat dit mijn gevoel is en dat mijn gevoel gerespecteerd mag worden.
Geen vertrouwen meer
Ik ben kapot van vermoeidheid als het gesprek is afgelopen en ik strompel naar buiten. Daar staat als een wonder mijn oudste kind op mij te wachten. Mijn jongste had gebeld dat ze zich zorgen maakte waarna hij naar mij toe is gekomen. Ik barst in snikken uit en kan even niet meer stoppen. Wat een farce is dit geweest. Even komt de twijfel weer in mij boven, maar dat is snel uit de wereld. Mijn gevoel is mijn gevoel en niemand heeft het recht te eisen dat ik dat wegstop.
Daar gaat al weer het beetje vertrouwen, dat ik iemand heb gegeven.